BGM – Blood Glucose Monitoring (vingerprik)
Dit is de klassieke methode waarbij je:
- Een kleine druppel bloed neemt via een vingerprik.
- Die op een teststrip aanbrengt.
- De meter de glucosewaarde laat aflezen.
Kenmerken
- Meet direct in het bloed.
- Zeer nauwkeurig wanneer correct uitgevoerd.
- Je meet enkel op het moment zelf; geen trends of alarmeringen.
FGM – Flash Glucose Monitoring
FGM werkt met een sensor die in het onderhuidse weefsel zit.
Deze meet de glucose in het interstitiële vocht (de vloeistof tussen de cellen).
Hoe werkt het:
- De sensor meet voortdurend de glucosewaarde.
- Je moet de waarde scannen (met een reader of smartphone) om ze te zien.
- Geeft trends (stijgend, dalend, stabiel).
Kenmerken:
- Geen actuele bloedmeting, maar interstitiële glucose — die loopt ± 5–15 minuten achter op het bloed.
- Geen automatische alarmen (tenzij nieuwere systemen dit toevoegen).
CGM – Continuous Glucose Monitoring
CGM lijkt op FGM, maar gaat een stap verder.
Hoe werkt het:
- Een sensor meet continu de glucose in het interstitiële vocht.
- Stuurt de gegevens automatisch door naar een pomp, telefoon of ontvanger.
- Geeft realtime waarschuwingen bij te hoge of te lage waarden.
Kenmerken:
- Continu inzicht in trends.
- Alarmen helpen hypo- of hyperglycemie sneller te voorkomen.
- Steeds gebruikelijker in combinatie met hybride of volledig geautomatiseerde insulinepompsystemen.
Waarom meten in interstitiële vloeistof (FGM/CGM) en niet direct in bloed?
Omdat een kleine sensor in bloedvaten riskant zou zijn.
Interstitiële vloeistof is veilig toegankelijk net onder de huid.
De glucosewaarden daarin weerspiegelen de bloedwaarden met een lichte vertraging.
Samenvatting
- BGM: directe bloedmeting via vingerprik, momentopname, zeer nauwkeurig.
- FGM: sensor die voortdurend meet, je moet handmatig scannen, geen constante alarmen.
- CGM: real-time monitoring met automatische alarmen en doorlopende gegevensstroom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten